Historie

Henri Dinger werd in 1897 in het voormalige Nederlands-Indië geboren. Aan het begin van de vorige eeuw studeerde hij in Delft mijnbouwkunde. In zijn vrije tijd vertoefde hij vaak bij zijn ouders in Lunteren, waar hij later ook zou gaan wonen. In zijn jeugd zwierf hij vaak over de Kachelhei, een stuk grond aan de Boslaan. Omdat in één van de kuilen een oud fornuis lag te roesten, werd het stuk grond door de familie de Kachelhei genoemd. Al op vroege leeftijd was hij geïnteresseerd in de natuur bomen en planten en droomde hij van een tuin met een bomenverzameling.

Na zijn studie vertrok Henri naar Indië om er te werken. Hij was ondertussen getrouwd met Carey Campioni. Zij deelde met hem de innige liefde voor tuinen en planten. Toen zij in het voorjaar van 1933 weer in Lunteren kwamen omdat zijn baan in Indië vanwege de crisis ophield werd het pinetumplan van stal gehaald. Dankzij de hulp van zijn oom Rutger Jan Dinger, notaris in Lunteren, kon de Kachelhei gekocht worden.

Het Begin

Henri Dinger maakte een beplantingsplan en ging samen met zijn vrouw boomkwekers in de omgeving af om coniferen uit te zoeken. In totaal werden ongeveer 150 exemplaren besteld. In november 1933 bepaalde Henri waar de bomen geplant zouden worden. Hierbij wilde hij elke boom de volle ruimte geven om uit te groeien. Toen zich onverwacht snel een nieuwe baan aandiende en het verlof teneinde was, vertrokken Henri Dinger met zijn vrouw en drie kinderen met een vrachtschip weer naar Indië. De uitvoer van de plannen werd aan zijn vader vertrok Anton Eduard Dinger en de heer Koutrik, die toezicht op de tuinen hield, overgedragen. Onderweg op de boot schreef hij de verdere instructies aan hen. Zodra hij aankwam in Indie werd dit lijvige boekwerk met de post teruggestuurd. De soms woelige zeegang is in het handschrift duidelijk terug te zien.

Eind maart 1934 werden de 150 bestelde boompjes bezorgd en 29 maart 1934 werden de boompjes geplant. Onder belangstelling van de notabelen van Lunteren plantte Anton Eduard samen met zijn vrouw de eerste boom, een blauwe atlasceder.

Zes jaar later, in 1939, kreeg hij een baan in Nederland en kwam hij terug naar Lunteren. Hoewel hij een zeer brede algemene belangstelling had, was deze coniferencollectie zijn grootse passie. Henri is hiermee samen met zijn vrouw ruim vijftig jaar bijna dagelijks bezig geweest met de zoektocht naar nieuwe exemplaren, de teleurstellingen na een storm, het overleg met mede verzamelaars en het geven van rondleidingen.

Hij kon zich vreselijk opwinden over de moedwillige en zinloze vernielingen aan de bomen. Die vernielingen beperkten zich niet tot het stelen van groen in de kersttijd. Hij schreef daarover al in de plaatselijke pers vanaf de jaren 40. Uiteindelijk leidde dit er medio jaren 80 toe dat met subsidie van de provincie Gelderland het pinetum werd afgesloten met een hek en alleen nog toegankelijk was via de ingang naast de Lunterse Boer. Tot op hoge leeftijd, toen het lopen hem moeilijk viel, baande hij zich een weg over de smalle paden en langs de grindgaten met zijn VW kever. Hij kon er volop van genieten, Hij overleed op 12 augustus 1985 op 88-jarige leeftijd.

De jaren 1985 tot 2000

Na de dood van Carey en Henri Dinger werden hun drie kinderen gezamenlijk eigenaar van het pinetum. Geen van deze drie woonde toen in Lunteren, wat het onderhoud van het pinetum lastig maakte.

Gelukkig had Henri de liefde voor de bomen mede overgedragen aan John Meijerink, een gepensioneerde militair die mede onder zijn bezielende leiding een passie ontwikkelde voor het pinetum. Als vrijwilliger heeft hij jarenlang het dagelijks onderhoud van het pinetum enthousiast ter hand genomen. In de tijd was er nog geen water en elektriciteit op het pinetum aanwezig. Zijn kruiwagen en ander gereedschap stonden gewoon onder een boom. Hij heeft een meester klus geklaard en het pinetum in die jaren voor de ondergang behoed.

Na 10 jaar is Eduard Dinger de zoon van Henri terug in Lunteren gekomen. Deze is gestart met het moderniseren van het collectiebeheer. Zo werd de collectie gedigitaliseerd, hetgeen ook een enorme klus bleek. Ook waren veel naamborden in de loop der jaren verdwenen en aan vervanging toe.

Na de dood van John Meijerink was er niet direct een opvolger voor het dagelijks beheer en bleek de strijd tegen bramen, opslag eiken en berken een ongelijke. Langzaam aan verwilderde het pinetum. Dat had zijn charme, met name voor de vogels, maar het bedreigde de bomencollectie en de oorspronkelijke opzet met doorkijkjes en ruimte voor de bomen.

Renovatie

De familie besloot in 2004 dat het tijd was om actie te ondernemen. In goed overleg met de andere erfgenamen namen Jan en Jet Homan van der Heide-Dinger, de jongste dochter van Henry Dinger met haar man, verplichtingen van het pinetum over en verwierf het pinetum in eigendom en kocht haar broer en zus uit.

Zij namen de renovatie ter hand, daarbij geholpen door hun schoonzoon Benno Smit, Eduard Dinger, Dick van Hoeij Smith en later ook Beline Geertsema. Allereerst werd met behulp van de provincie Gelderland, de gemeente Ede en de Rabobank een grondige renovatie uitgevoerd, zodat de oorspronkelijke open structuur met zichtlijnen weer terugkwam en de bomen meer ruimte kregen.

Om de continuïteit beter te waarborgen en de betrokkenheid van deskundigen en geïnteresseerden te vergroten werd een Vriendenstichting opgericht en het beheer samen met het bestuur van de Vrienden van het pinetum De Dennenhorst op zich genomen. In 2006 is de stichting Vrienden van het Pinetum De Dennenhorst opgericht en kreeg direct de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI). Het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de familie, van de Lunterse bevolking en bomendeskundigen. De eerste voorzitter was Eduard Dinger, die inmiddels is opgevolgd door Beline Geertsema. Het bestuur van de stichting probeert samen met de eigenaren draagvlak te creëren voor de instandhouding en het onderhoud van het pinetum. Met het geld dat de stichting van de familie en andere vrienden bij elkaar haalde kon een parttime tuinman/beheerder voor anderhalve dag in de week worden aangesteld die ook het dagelijkse toezicht op de schapen voor zijn rekening nam. Dankzij deze tuinman, Pieter van Vulpen, kon het basale onderhoud gegarandeerd worden.

Na jaren alle gereedschap onder een boom te hebben bewaard, werden in goed overleg met de gemeente Ede de mogelijkheden onderzocht om tot een betere stalling te komen, die tevens als uitvalsbasis voor vrijwilligers kon dienen en als schuilplaats voor de schapen. Dit heeft in 2008/2009 geresulteerd in de bouw van een schuur. In deze schuur is elektra en water beschikbaar. Zo nodig kon de nieuwe aanplant nu van water worden voorzien. Sindsdien is het beter mogelijk om vrijwilligers een bijdrage te laten leveren aan het onderhoud. Eerst waren het met name de vrijwilligers van de IVN die hielpen bij dit onderhoud, later werd dat verder uitgebreid met deelname aan de natuurwerkdag en NL doet. Dankzij al deze inspanningen konden tal van verdere verbeteringen worden gerealiseerd.

Naamgeving

Als slotstuk van de renovatie moesten alle bomen nog opnieuw worden geïnventariseerd en van de juiste namen worden voorzien. Nico Schellevis, groot naaldbomenkenner en voormalig beheerder van pinetum Blijdensteijn in Hilversum, heeft hier een begin aan gemaakt. Hij kon dat door zijn slopende ziekte helaas niet afmaken.

De naamgeving van de collectie is up-to-date gebracht met financiële steun van de provincie Gelderland, het Prins Bernard Cultuurfonds, de Rabobank en de Noaber Foundation. Het register is toegankelijk via de site van het von Gimborn Arboretum. Dit project wordt uitgevoerd door Martin Heutink, begeleid door de stuurgroep bestaande uit Hans Janssen, dendroloog en oud-docent Plantenkunde Larenstein, Wilbert Hetterscheid, directeur von Gimborn Arboretum en Beline Geertsema, voorzitter van de Vrienden Stichting van het Pinetum de Dennenhorst.